Leo Neervoort, Den Haag, 1908 – 1981
‘Ik wist niet dat ik het in me had.’ zei Ollie B. Bommel toen hij zijn pas geschilderde doek in ogenschouw nam. Natuurlijk kan een heer van stand geen artistiekeling zijn; hij leeft teveel in zijn hoofd. Hij denkt niet in beelden maar in woorden. De ware creatieve geest was natuurlijk niet Bommel maar Wammes Waggel. Waggel schilderde helaas niet: hij liep vrolijk rond en flapte er maar wat uit met verrassende gevolgen.
Ik heb Leonardus Neervoort zelf niet gekend maar uit een beschrijving en ook zijn eigen woorden in het boek ‘nederlandse naïve kunst’ -Joop Bromet en Nico van der Endt- komt hij uit de verf als een Wammes Waggel: een simpele geest die zonder opleiding, zonder artistieke ambities en innerlijke drang, er lol in kreeg om te schilderen waar hij dol op was: mensenmassa’s paraderende matrozen, volle stadions optochten rond de Gouden Koets, Vlaggetjesdag op Scheveningen, drumbands, vlootschouw…. niet bepaald onderwerpen waar de beschaafde burgerij op zat te wachten en dat ook nog eens in een onbeholpen, kinderlijke stijl: felgekleurde poppetjes zonder speciale uitdrukkingen of weergegeven in het juiste perspectief.
Neervoort vond zichzelf een man van twaalf ambachten en dertien ongelukken. Rond 1957, hij was de leeftijd van vijftig jaar al gepasseerd, was hij uitgekeken op het verzamelen van postzegels en kocht een doosje waterverf. ‘Eigenlijk vond ik het zonde van die vijf piek.’ Hij schilderde de winkel aan de overkant van zijn Haagse flat toen zijn vrouw ziek was. ‘Natuurlijk stelde het in mijn ogen allemaal niets voor maar het was gewoon leuk om bezig te zijn. Schilderen vond hij ‘best geinig’ en hij begon ‘er reuze lol in te krijgen’. Schilderen deed hij niet op een ezel maar aan tafel.
Neervoort werkte toen als portier en bode bij de Staatsdrukkerij. Zijn collega’s hebben hem toen aangemeld bij ‘Amateurpalet’ een schildersclub (bestaat nog steeds in Rijswijk) waar hij werd opgemerkt. Neervoort deed mee aan een grote amateurwedstrijd van supermarkt COOP waar destijds jaarlijks meer dan 10.000 mensen aan deelnamen. Hij ontving uit handen van Mies Bouwman een prijs.
Neervoort brak zelfs internationaal door: in 1973 won de eerste prijs op ‘NAIVI’, een toonaangevende beurs destijds in Zagreb en zijn werk verspreidde zich in vele verzamelingen. De belangstelling nam voor naïeve kunst af en Neervoort overleed in 1981. Sinds die tijd is er geen enkele museale tentoonstelling meer geweest in Nederland maar ook nauwelijks daarbuiten. Zijn werk leeft voort in enkele naslagwerken in afwachting van een opleving.
Neervoort zal voor velen een verademing betekenen. Zijn werk doet denken aan de periode van vóór de renaissance toen de kunstoefening nog niet het domein en monopolie was van kunstacademies. ‘De ene keer laat ik de mensen naar links lopen, een andere keer naar rechts. Een schilderij moet voor mij springlevend zijn. De mensen moeten lol aan mijn schilderijen kunnen beleven.’